ELEKTRISCH SCHEMA - MOTORMANAGEMENT BENZINEMOTOREN - Alfa Romeo 159 1.8 Fino a 12/05
COMPONENTEN - MOTORMANAGEMENT BENZINEMOTOREN - Alfa Romeo 159 1.8 Fino a 12/05
Code van component | Omschrijving | Zie bewerking |
A030 | BOBINE | |
B001 | ZEKERINGEN- EN RELAISKAST | |
B002 | ZEKERINGEN- EN RELAISKAST ONDER HET DASHBOARD | |
B099 | HOOFDZEKERINGENHOUDER OP DE ACCU | |
C010 | MASSA-AANSLUITING LINKSVOOR | - |
C015 | MASSA OP DASHBOARD BESTUURDERSZIJDE | - |
C020 | MASSA OP DASHBOARD PASSAGIERSZIJDE | - |
C040 | MASSA OP MOTOR | - |
D001 | STEKKER VOOR / DASHBOARD | - |
D004 | STEKKER VOOR / MOTOR | - |
E050 | INSTRUMENTENPANEEL | |
I030 | REMPEDAALSCHAKELAAR | |
I031 | KOPPELINGSPEDAALSCHAKELAAR | |
I050 | TRAAGHEIDSSCHAKELAAR | |
K017 | LAMBDASONDE OP KATALYSATOR | |
K018 | LAMBDASONDE OP KATALYSATOR -2 | |
K030 | SENSOR (ONDERBREKER) VOOR MOTOROLIEDRUK | |
K036 | KOELVLOEISTOFTEMPERATUURSENSOR/-ZENDER | - |
K041 | LUCHTKWANTUMMETER | - |
K046 | TOERENTALSENSOR | |
K050 | PINGELSENSOR | |
K055 | GASPEDAALSENSOR | |
K106 | FASESENSORE INLAATZIJDE | - |
K107 | FASESENSOR UITLAATZIJDE | - |
L010 | BRANDSTOFDAMPAFSLUITKLEP | |
L015 | MAGNEETKLEP VOOR SPRUITSTUKVERSTELLING | - |
M001 | BODY COMPUTER | |
M010 | INSPUITREGELEENHEID | - |
M089 | REGELEENHEID STUURSLOT (NBS) | |
N040 | ELEKTRISCHE BRANDSTOFPOMP EN TANKVLOTTER | |
N070 | ELEKTRO-INSPUITVENTIEL | - |
N075 | ACTUATOR GEINTEGREERD IN GASKLEPHUIS | - |
N092 | MAGNEETKLEP NOKKENASVERSTELLING INLAATZIJDE | - |
N093 | MAGNEETKLEP NOKKENASVERSTELLING UITLAATZIJDE | - |
Een elektronisch systeem bewaakt en regelt alle parameters van de motor voor optimale prestaties en een laag verbruik door snel te reageren op de verschillende bedrijfsomstandigheden.Het systeem wordt geregeld door een regeleenheid SIMTEC 75.9 voor zowel de ontsteking als de sequentiele, gefaseerde inspuiting.Op basis van de signalen die van diverse sensoren afkomstig zijn, stuurt de regeleenheid de actuatoren aan voor het regelen van:- brandstofsysteem;- luchtinlaatsysteem;- gaspedaal;- motorkoelsysteem;- controle van de verbranding via lambdasondes;- uitlaatgasregeling met katalysator;- brandstofdamp-opvangsysteem.Ook de "drive by Wire" bediening van de gasklep m.b.v. een actuator wordt elektronisch door de regeleenheid geregeld: de opening van de gasklep wordt berekend door een specifiek programma in de regeleenheid; hierdoor ontbreekt een mechanische verbinding tussen het gaspedaal en het gasklephuis.De inlaatlucht wordt vervolgens naar een verstelbaar inlaatspruitstuk geleid, dat door de inspuitregeleenheid m.b.v. een elektropneumatische klep wordt bediend.De regeleenheid regelt de kleptiming m.b.v. twee nokkenasverstellers - een op de inlaat- en een op de uitlaatnokkenas; hierdoor kan de kleptiming optimaal worden ingesteld doordat de in- en uitlaattiming afzonderlijk geregeld kunnen worden. Twee fasesensoren maken een doorlopende controle van de gekozen timing mogelijk.De ontsteking wordt geregeld door de inspuitregeleenheid, waarbij elke bougie beschikt over een eigen bobine met geintegreerde eindtrap.Dankzij bovenstaande elektronische regelingen voldoet deze motor aan de meest recente milieu-normen (EURO 4) en de eisen voor permanente controle van het EOBD (European On Board Diagnosis); met dit systeem is een doorlopende diagnose, van de componenten van de auto die van invloed zijn op de emissie, mogelijk en wordt door het branden van het bijbehorende lampje een defect in de componenten weergegeven.Voor meer informatie,Het systeem wordt ook geregeld m.b.v. relais in de zekeringen- en relaiskast in de motorruimte. De voeding van de regeleenheid en de diverse componenten van het systeem (sensoren en actuatoren) worden beschermd door zekeringen in de zekeringen- en relaiskast in de motorruimte.
De inspuitregeleenheid M10 regelt en bewaakt de elektronisch geregelde inspuiting.De regeleenheid M10 wordt rechtstreeks gevoed vanaf de accu op pen 32 van stekker A via zekering F18 in zekeringen- en relaiskast in de motorruimte B1.Pen 64, stekker A ontvangt de voeding vanaf het contact (15/54 van de regeleenheid Stuurslot) via zekering F16 in B1.Het hoofdrelais T9 in B1 regelt het gehele systeem: het relais wordt bekrachtigd met een massasignaal vanaf pen 62, stekker A van regeleenheid M10 en levert vervolgens de voeding:- aan de inspuitventielen N70 en ontstekingsmodule A30 - pen 2 - via zekering F22 in B1;- aan brandstofdamp-afsluitklep L10, de lambdasondes op de katalysator K17 en K18, de magneetklep voor de spruitstukverstelling L15, de magneetkleppen van de nokkenasverstellers aan de inlaatzijde N92 en de uitlaatzijde N93 en luchtkwantummeter K41 via zekering F11 in B1;- aan pen 31 en 47 van stekker A op de regeleenheid M10 via zekering F17 in B1;Het brandstofpomprelais T10 in B1 wordt gevoed via zekering F21 in B1.Het relais wordt bekrachtigd via een plussignaal vanaf pen 49, stekker A van M10 en levert de voedingsspanning aan de elektrische brandstofpomp N40. De pomp is op massa aangesloten via de traagheidsschakelaar I50 die bij een ongeval het circuit onderbreekt, waardoor de brandstofpomp stopt en gevaarlijke lekkage van brandstof wordt voorkomen.De inspuitregeleenheid M10 ontvangt de signalen van de diverse sensoren, zodat alle parameters over de werking van de motor kunnen worden gecontroleerd.Koelvloeistoftemperatuursensor op de thermostaat K36 B ontvangt een referentiemassa en zendt het temperatuursignaal aan inspuitregeleenheid M10 resp. pen 25 en 60, stekker B.767 Koelvloeistoftemperatuursensor op de radiateurslang K036A voor regeling van de elektrische thermostaat wordt beschreven in het hoofdstuk over het motorkoelsysteem. De pingelsensor K50 levert via een frequentie-afhankelijk signaal, informatie over pingelen in de verbrandingskamer: ontvangt een referentiemassa vanaf pen 27, stekker B van M10 en zendt het signaal naar pen 10, stekker B van de regeleenheid. Pen 44 van stekker B op M10 levert de massa voor de afscherming van de verbindingskabels tussen de pingelsensor K50 en de regeleenheid.Motortoerentalsensor K46 - op de achterzijde van de krukas - ontvangt vanaf pen 42 en 39 van stekker B op inspuitregeleenheid M10 respectievelijk een plussignaal en een referentiemassa; de sensor levert informatie over het motortoerental via een signaal op pen 35 van stekker B van deze regeleenheid.Regeleenheid M10 ontvangt - pen 5, stekker B - het signaal van de motoroliedruksensor K30.Luchtkwantummeter K41 zendt een van de luchtopbrengst afhankelijk signaal naar pen 59, stekker B. In K41 bevindt zich ook de luchttemperatuursensor: de referentiemassa wordt geleverd aan pen 28, stekker B op M10, terwijl aan pen 12, stekker B het luchttemperatuursignaal wordt geleverd.Lambdasonde K17 voor de katalysator en K18 achter de katalysator leveren aan regeleenheid M10 informatie over de samenstelling van het lucht/brandstofmengsel.Lambdasonde K17 zendt het signaal naar pen 53, stekker B van M10, terwijl pen 23 de referentiemassa levert. Pen 6 van stekker B op M10 levert de massa voor de afscherming van de verbindingskabels tussen de lambdasonde K17 en de inspuitregeleenheid. De sonde wordt verwarmd via een weerstand om de werking ook bij lage temperaturen te garanderen. De weerstand wordt geregeld via een massasignaal vanaf pen 58 van stekker B op M10.Lambdasonde K18 zendt het signaal naar pen 54, stekker B van M10, terwijl pen 29 de referentiemassa levert. Pen 11 van stekker B op M10 levert de massa voor de afscherming van de verbindingskabels tussen de lambdasonde K18 en de regeleenheid. De sonde wordt verwarmd via een weerstand om de werking ook bij lage temperaturen te garanderen. De weerstand wordt geregeld via een massasignaal vanaf pen 19 van stekker B op M10.De brandstofdamp-afsluitklep L10 verzorgt de afvoer van brandstofdampen naar het inlaatsysteem van de motor, waarin de dampen voor verbranding aan het lucht/brandstofmengsel worden toegevoegd. De opening van klep L10 wordt door de regeleenheid op basis van de motorbelasting via een signaal vanaf pen 46, stekker B van M10 geregeld.De magneetklep voor spruitstukverstelling L15 wordt bediend met een massasignaal vanaf pen 3 op stekker B van de inspuitregeleenheid.De fasesensor - inlaatzijde - K106 wordt gevoed vanaf pen 42, stekker B van regeleenheid M10; pen 24, stekker B ontvangt een referentiemassa. De sensor levert een wisselspanningssignaal over de motorfase aan pen 22, stekker B van de regeleenheid.De fasesensor - uitlaatzijde - K107 wordt gevoed vanaf pen 42, stekker B van regeleenheid M10; pen 26, stekker B ontvangt een referentiemassa. De sensor levert een wisselspanningssignaal over de motorfase aan pen 21, stekker B van de regeleenheid.Nokkenasversteller inlaatzijde N92 verstelt mechanisch de inlaatnokkenas: deze wordt geregeld vanaf pen 56, stekker B van de regeleenheid M10.Nokkenasversteller uitlaatzijde N93 verstelt mechanisch de uitlaatnokkenas: deze wordt geregeld vanaf pen 55, stekker B van de regeleenheid M10.Het gaspedaal K55 is voorzien van twee potentiometers: een hoofd- en een beveiligingspotentiometer. De eerste krijgt de voeding en massa respectievelijk vanaf pen 24 en 26 van stekker A op M10 en levert een signaal aan pen 54 van dezelfde stekker. De tweede krijgt de voeding en massa respectievelijk vanaf pen 25 en 27, stekker A op M10 en levert een signaal aan pen 53, stekker A.Afhankelijk van het signaal van gaspedaalsensor K55 bedient regeleenheid M10 de gasklep m.b.v. een actuator op gasklephuis N75. Vanaf pen 31 en 32 (plus) van stekker B op M10 wordt het sluiten geregeld, terwijl vanaf pen 47 en 48 (min) van stekker B het sluiten wordt geregeld.De gasklepactuator N75 is voorzien van twee potentiometers: een hoofd- en een beveiligingspotentiometer. De eerste krijgt de voeding en massa respectievelijk vanaf pen 41 en 40 van stekker B op M10 en levert een signaal aan pen 9 van dezelfde stekker. De tweede krijgt eveneens de voeding en massa respectievelijk vanaf pen 41 en 40, stekker B op M10 en levert een signaal aan pen 8, stekker B.De inspuitregeleenheid M10 opent de afzonderlijke inspuitventielen N70 via duty-cycle-signalen vanaf pen 64 (cil.1), 61 (cil.2), 62 (cil.3) en 63 (cil.4), stekker B.De voedingsspanning voor de inspuitventielen N70 komt van een bekrachtigd hoofdrelais T9 in B1.De ontstekingsmodule A030 bevat 4 bobines (een per cilinder). De regeleenheid M10 regelt ook de voeding van de primaire wikkelingen via stuursignalen vanaf pen 1-2 (cil.1), 17-18 (cil.2), 33-34 (cil.3), 49-50 (cil.4) van stekker B, terwijl de secundaire wikkelingen de impulsen voor de bougies leveren. Pen 1 van A30 ligt aan massa op de motor C40.Pen 57, stekker A van regeleenheid M10 ontvangt het signaal (normaal geopend) van de schakelaar op rempedaal I30, die gevoed wordt vanaf het contactslot (INT) via zekering F37 in zekeringen- en relaiskast B2.Pen 45, stekker A van regeleenheid M10 ontvangt het signaal (normaal gesloten) van de schakelaar op rempedaal I30, die gevoed wordt vanaf het contactslot (INT) via zekering F35 in zekeringen- en relaiskast B2.Pen 16, stekker A van M10 ontvangt een massasignaal van koppelingspedaalschakelaar I31.Regeleenheid M10 is via het CAN - pen 6, 38, 37 en 21 - met Body Computer M1 - pen 36 en 37, stekker B - en de andere knooppunten van het netwerk verbonden: via dit netwerk wordt informatie verzonden over:- koelvloeistoftemperatuur, die naar instrumentenpaneel E50 wordt verzonden om de meter en het bijbehorende lampje te bedienen;- toerental, dat wordt verzonden naar het instrumentenpaneel E50;- lage motoroliedruk, die wordt verzonden naar instrumentenpaneel E50 om het bijbehorende lampje te bedienen;Regeleenheid M10 ontvangt via het CAN het snelheidsmetersignaal dat door ABS-regeleenheid M51 wordt geleverd.Het zelfdiagnoseprogramma van regeleenheid M10 levert ook een signaal - vanaf pen 1, stekker A - direct aan het "EOBD"-lampje in het instrumentenpaneel E50.De gegevens van de zelfdiagnose kunnen worden uitgelezen via diagnosestekker C van M1 - pen 7: op deze komen de signalen van pen 5, stekker A van regeleenheid M10 via de diagnoseverbinding K aan.
OPSTELLING VAN COMPONENTEN - MOTORMANAGEMENT BENZINEMOTOREN - Alfa Romeo 159 1.8 Fino a 12/05
Code van component | Omschrijving | Zie bewerking |
A030 | BOBINE | |
B001 | ZEKERINGEN- EN RELAISKAST | |
B002 | ZEKERINGEN- EN RELAISKAST ONDER HET DASHBOARD | |
B099 | HOOFDZEKERINGENHOUDER OP DE ACCU | |
C010 | MASSA-AANSLUITING LINKSVOOR | - |
C015 | MASSA OP DASHBOARD BESTUURDERSZIJDE | - |
C020 | MASSA OP DASHBOARD PASSAGIERSZIJDE | - |
C040 | MASSA OP MOTOR | - |
D001 | STEKKER VOOR / DASHBOARD | - |
D004 | STEKKER VOOR / MOTOR | - |
E050 | INSTRUMENTENPANEEL | |
I030 | REMPEDAALSCHAKELAAR | |
I031 | KOPPELINGSPEDAALSCHAKELAAR | |
I050 | TRAAGHEIDSSCHAKELAAR | |
K017 | LAMBDASONDE OP KATALYSATOR | |
K018 | LAMBDASONDE OP KATALYSATOR -2 | |
K030 | SENSOR (ONDERBREKER) VOOR MOTOROLIEDRUK | |
K036 | KOELVLOEISTOFTEMPERATUURSENSOR/-ZENDER | - |
K041 | LUCHTKWANTUMMETER | - |
K046 | TOERENTALSENSOR | |
K050 | PINGELSENSOR | |
K055 | GASPEDAALSENSOR | |
K106 | FASESENSORE INLAATZIJDE | - |
K107 | FASESENSOR UITLAATZIJDE | - |
L010 | BRANDSTOFDAMPAFSLUITKLEP | |
L015 | MAGNEETKLEP VOOR SPRUITSTUKVERSTELLING | - |
M001 | BODY COMPUTER | |
M010 | INSPUITREGELEENHEID | - |
M089 | REGELEENHEID STUURSLOT (NBS) | |
N040 | ELEKTRISCHE BRANDSTOFPOMP EN TANKVLOTTER | |
N070 | ELEKTRO-INSPUITVENTIEL | - |
N075 | ACTUATOR GEINTEGREERD IN GASKLEPHUIS | - |
N092 | MAGNEETKLEP NOKKENASVERSTELLING INLAATZIJDE | - |
N093 | MAGNEETKLEP NOKKENASVERSTELLING UITLAATZIJDE | - |