

Componenten - MOTORMANAGEMENT METHAANMOTOREN - Fiat DOBLO 1.6 16v Fino a 10/2000
Code van component | Omschrijving | Verwijzing naar unit |
A030 | BOBINE | |
B001 | ZEKERINGEN- EN RELAISKAST | |
B2 | ZEKERINGEN- EN RELAISKAST ONDER HET DASHBOARD | |
B40 | ZEKERING VOOR VERBRUIKERS INSPUITSYSTEEM | |
C011 | MASSA-AANSLUITING RECHTSVOOR | |
C15 | MASSA OP DASHBOARD BESTUURDERSZIJDE | |
C030 | MASSA-AANSLUITING LINKSACHTER | |
C60 | MASSA INSPUITREGELEENHEID | |
C62 | MASSA VOOR METHAANINSPUITREGELEENHEID | |
D004 | STEKKER VOOR / MOTOR | |
D006 | STEKKER VOOR / ACHTER | |
D81 | STEKKER INSPUITVENTIELEN | |
E50 | INSTRUMENTENPANEEL | |
H001 | START-/CONTACTSLOT | |
H95 | SCHAKELAAR BENZINE/METHAAN | |
I050 | TRAAGHEIDSSCHAKELAAR | |
J25 | RELAIS METHAANMAGNEETKLEPPEN | |
J26 | VOEDINGSRELAIS METHAAN/LPG | |
K15 | LAMBDASONDE OP VOORKATALYSATOR | |
K17 | LAMBDASONDE OP KATALYSATOR | |
K30 | SENSOR (ONDERBREKER) VOOR MOTOROLIEDRUK | |
K36 | KOELVLOEISTOFTEMPERATUURSENSOR/-ZENDER | |
K43 | GEINTEGREERDE LUCHTTEMPERATUURSENSOR | |
K46 | TOERENTALSENSOR | |
K47 | FASESENSOR | |
K50 | PINGELSENSOR - 1 | |
K54 | METHAANDRUKSENSOR | |
K56 | GASKLEPSENSOR | |
K57 | METHAANDRUK-/-TEMPERATUURSENSOR OP VERDEELLEIDING ( MOTOR ) | |
K84 | SNELHEIDSSENSOR | |
L10 | BRANDSTOFDAMPAFSLUITKLEP | |
L60 | VOEDINGSMAGNEETKLEP METHAAN | |
L061 | MAGNEETKLEP VOOR METHAAN-REGELING | |
M001 | BODY COMPUTER | |
M010 | INSPUITREGELEENHEID | |
M19 | REGELEENHEID VOOR METHAANINSPUITING | |
N040 | ELEKTRISCHE BRANDSTOFPOMP EN TANKVLOTTER | |
N70 | ELEKTRO-INSPUITVENTIEL | |
N72 | ELEKTRO-INSPUITVENTIEL VOOR METHAAN | |
N74 | STATIONAIR-TOERENTALREGELAAR |
Het benzinesysteem wordt geregeld door een regeleenheid, die zowel de ontsteking als de inspuiting regelt.Het methaansysteem wordt geregeld door een andere regeleenheid die de methaan-inspuiting en de omschakeling tussen methaan en benzine regelt. De omschakeling kan automatisch of handmatig, met een schakelaar op het dashboard, plaatsvinden.De twee regeleenheden zijn met elkaar verbonden via het CAN.Hierdoor werkt de motor optimaal onder alle bedrijfsomstandigheden en ongeacht het type brandstof.Op basis van de signalen die van diverse sensoren afkomstig zijn, sturen de twee regeleenheden de actuatoren aan voor het regelen van:- benzinetoevoer;- methaantoevoer;- luchtinlaatsysteem;- motorkoelsysteem;- benzinedamp-opvangsysteem;- controle van de verbranding via lambdasondes;- uitlaatgasregeling met katalysator.Deze uitvoering van het systeem is voorzien van het EOBD (European On Board Diagnosis). Hiermee is een doorlopende diagnose mogelijk van de componenten (voor de werking op benzine) van de auto die van invloed zijn op de emissie. Bovendien wordt door het branden van het gele "waarschuwingslampje inspuiting/EOBD" een defect in de componenten weergegeven.Het systeem voert onder andere een diagnose uit van:- de katalysator (die bij een storing de schadelijke uitlaatgassen niet omzet);- de lambdasondes;- het ontbreken van een ontsteking, waardoor de onverbrande brandstof de katalysator kan bereiken en de thermische conversiereacties een verhoging van de temperatuur oplevert, waardoor de katalysator wordt beschadigd.Het methaan-systeem vormt een aanvulling op het basissysteem en wijzigt de werking van het basissysteem onder geen enkele bedrijfsomstandigheid.De speciale methaan-regeleenheid regelt de sequentieel gefaseerde inspuiting en de werking van de methaan-afsluitmagneetkleppen en de benzinepomp.De directe inspuiting wordt uitgevoerd door het aansturen van de speciale inspuitventielen van het methaansysteem.De regeling van de ontstekingsvervroeging wordt verkregen door de wijziging van de ontstekingsvervroeging naar de basisregeleenheid te sturen. Deze wordt toegevoegd aan de vervroeging bij werking op benzine.De communicatie geschiedt via het CAN.De methaan-regeleenheid gebruikt het signaal van de druk- en temperatuursensor op de verdeelleiding voor het corrigeren van de inspuitduren, zodat de emissiewaarden in de uitlaat binnen de limieten van de volgende norm blijven: - EOBD -.Als de regeleenheid een ernstige storing signaleert (bijv. van de methaan-inspuitventielen), dan wordt automatisch op benzine overgeschakeld; tegelijkertijd wordt dit met een lampje op het instrumentenpaneel weergegeven.Als een lichtere storing wordt gesignaleerd, dan wordt dit aangegeven, maar blijft de werking op methaan gehandhaafd.De overige functies van de basisregeleenheid worden normaal uitgevoerd en alle ingangssignalen blijven ongewijzigd.768 De motor werkt normaal op methaan. Als de methaanvoorraad op is, schakelt het systeem automatisch over op benzine, waarbij gelijktijdig het bijbehorende controlelampje gaat branden. Zodra er methaan is getankt, schakelt het systeem automatisch weer over naar methaan.767 Tijdens het starten en na het tanken van methaan, blijft de motor nog enkele seconden op benzine werken om de pomp, de inspuitventielen en de bijbehorende leidingen in goede staat te houden. M.b.v. een schakelaar kan er handmatig op benzinetoevoer worden overgeschakeld: in dit geval gaat er een groene led op de schakelaar en een specifiek controlelampje brandenAls de schakelaar nogmaals wordt ingedrukt, wordt weer methaan als brandstof gebruikt.768 het handmatig omschakelen tussen benzine en methaan mag niet tijdens het starten van de motor worden uitgevoerd. Bovendien mag dit alleen gebeuren als het toerental lager is dan 2000/min.Zie voor een uitvoeriger beschrijving van de werking met methaan.Het systeem wordt geregeld m.b.v. twee relais in de zekeringen- en relaiskast in de motorruimte.De voeding van de inspuitregeleenheid en de diverse componenten van het systeem (sensoren en actuatoren) worden beschermd door zekeringen, die ook in bovengenoemde relaiskast zijn geplaatst.Twee relais en een zekering specifiek voor het methaaninspuitsysteem zijn op de buitenzijde van deze zekeringen- en relaiskast geplaatst.
De inspuitregeleenheid M10 regelt en controleert alle functies van de ontsteking en de inspuiting.De regeleenheid M10 wordt rechtstreeks gevoed vanaf de accu op pen 29 van stekker A via zekering F18 in zekeringen- en relaiskast in de motorruimte B01.De voeding vanaf het contactslot (15/54) is aangesloten op pen 47 van stekker A van M10 via zekering F16 in zekeringen- en relaiskast in de motorruimte B01.Het hoofdrelais van de inspuiting R9 in B01 regelt het gehele systeem: het relais wordt bekrachtigd met een signaal vanaf pen 15, stekker A van regeleenheid M10. Het hoofdrelais levert vervolgens de voedingsspanning:- aan de inspuitventielen N70 en bobines A30 via zekering F22 in B01;- aan de brandstofpomp N40, via zekering F22 in B01 en via relais benzinetoevoer J026, dat wordt bediend vanaf pen 74 van de methaanregeleenheid M19; deze regeleenheid schakelt pomp N40 uit als de motor op methaan draait.- aan de benzinedamp-afsluitklep L10 en de lambdasondes K15 en K17 en aan de impulsgenerator voor de snelheidsmeter K84 via zekering F11 in B01De pomp N40 is op massa aangesloten via traagheidsschakelaar I50, die bij een ongeval het circuit onderbreekt en zo lekkage van brandstof voorkomt.Pen 27 en 28 van stekker A op regeleenheid M10 liggen aan massa.De inspuitregeleenheid M10 ontvangt de signalen van de diverse sensoren, zodat alle parameters over de werking van de motor kunnen worden gecontroleerd.De toerentalsensor K46 levert via een wisselspanningssignaal op pen 53 (plus) en 67 (min) van stekker B op regeleenheid M10 informatie over het motortoerental: omdat het signaal zwak is, wordt de kabel door een gevlochten mantel afgeschermd - pen 77 van stekker B.Fasesensor K47 wordt gevoed vanaf pen 68, stekker B van M10 en ontvangt een referentiemassa van pen 54, stekker B; de sensor zendt een wisselspanningssignaal over de motorfase aan pen 69, stekker B van regeleenheid M10.De geintegreerde luchttemperatuursensor K43 is met massa verbonden via pen 54 van stekker B en stuurt een van de inlaatluchttemperatuur afhankelijk signaal naar pen 55 van stekker B op de regeleenheid.Vanaf pen 68, stekker B van M10 wordt een referentievoedingsspanning naar sensor K43 gestuurd. De sensor stuurt een van de inlaatluchtdruk afhankelijk signaal naar pen 75 van stekker B.De gasklepsensor K56 wordt van een 5V voedingsspanning voorzien vanaf pen 60 van stekker B en ontvangt een referentiemassa van pen 54 van stekker B. Via een potentiometer stuurt de sensor een van de gasklepopening afhankelijk signaal naar pen 76, stekker B van M10.De koelvloeistoftemperatuursensor K36 ontvangt de referentiemassa vanaf pen 54 van stekker B op regeleenheid M10 en levert een temperatuurafhankelijk signaal aan pen 62, stekker B van dezelfde regeleenheid.De pingelsensor K50 levert via een frequentie-afhankelijk signaal, informatie over pingelen in de verbrandingskamer: er worden twee signalen geleverd aan pen 56 (plus) en 70 (min) van stekker B op M10; ook deze signalen worden afgeschermd (pen 63 van stekker B).De lambdasonde K15 op de voorkatalysator en K17 achter de hoofdkatalysator leveren aan de regeleenheid M10 informatie over de samenstelling van het lucht/brandstofmengsel.Sonde K15 levert het signaal aan pen 20 van stekker A op de regeleenheid, terwijl pen 9 van stekker A de referentiemassa levert: omdat het signaal zwak is, wordt de kabel door een gevlochten mantel afgeschermd (44 van stekker A op inspuitregeleenheid M10).Lambdasonde K15 wordt door een verwarmingsweerstand verwarmd, zodat de sonde snel de bedrijfstemperatuur bereikt: de weerstand wordt gevoed vanaf het hoofdrelais R9 in B01; pen 1, stekker A van M10 levert de referentiemassa.Sonde K17 levert het signaal aan pen 24 van stekker A op de regeleenheid, terwijl pen 12 van stekker A de referentiemassa levert: omdat het signaal zwak is, wordt de kabel door een gevlochten mantel afgeschermd (44 van stekker A op inspuitregeleenheid M10).Lambdasonde K17 wordt door een verwarmingsweerstand verwarmd, zodat de sonde snel de bedrijfstemperatuur bereikt: de weerstand wordt gevoed vanaf relais R9 in B01; pen 2, stekker A van M10 levert de referentiemassa.Regeleenheid M10 ontvangt - op pen 8, stekker A - het signaal van de motoroliedruksensor K30.De regeleenheid M10 regelt de voeding van de primaire wikkeling in de bobine A30. De secundaire wikkelingen leveren de impulsen voor de bougies: vanaf pen 59 van stekker B voor het cilinderpaar 1-4 en vanaf pen 66 van stekker B voor het cilinderpaar 2-3.De voedingsspanning voor de primaire wikkelingen van de bobines A30 komt van het relais R9 in B01.De stationair-toerentalregelaar N74 regelt de by-pass van de gasklep. De regelaar wordt bediend door regeleenheid M10 met signalen vanaf pen 57, 58, 64 en 65 van stekker B.De brandstofdamp-afsluitklep L10 verzorgt de afvoer van brandstofdampen naar het inlaatsysteem van de motor, waarin de dampen voor verbranding aan het lucht/brandstofmengsel worden toegevoegd.De klep L10 wordt gevoed vanaf relais R9 in B01. De opening wordt door de regeleenheid op basis van de motorbelasting via een signaal vanaf pen 52 van stekker A op inspuitregeleenheid M10 geregeld.De regeleenheid M10 is via het CAN - pen 6 en 32 van stekker A - met de Body Computer M01 en de andere knooppunten van het netwerk: via dit netwerk wordt informatie verzonden over:- zelfdiagnose van het systeem, die kan worden gebruikt door de stekker B van M01 aan te sluiten;- storing van de inspuiting en/of signalering van onjuiste uitlaatgasemissie - EOBD - (storing wordt weergegeven m.b.v. het gele waarschuwingslampje op instrumentenpaneel E50);- koelvloeistoftemperatuur, dat naar instrumentenpaneel E50 wordt verzonden om de meter en het bijbehorende lampje te bedienen;- toerental, dat wordt verzonden naar het instrumentenpaneel E50;- lage motoroliedruk, die wordt verzonden naar instrumentenpaneel E50 om het bijbehorende lampje te bedienen;Eveneens via het CAN wordt een snelheidssignaal ontvangen, dat door sensor K84 wordt geleverd.De gegevens van de zelfdiagnose kunnen worden uitgelezen via pen 7 van stekker B op Body Computer M01; deze ontvangt de signalen van pen 25 van stekker A op regeleenheid M10 via de diagnose-verbinding.De methaan-inspuitregeleenheid M19 verwerkt de informatie van de sensoren van het basissysteem, die via de CAN-verbinding door regeleenheid M10 wordt geleverd (koelvloeistoftemperatuur, luchttemperatuur) en de informatie van de extra sensoren van het methaansysteem, zodat de bedrijfsomstandigheden worden herkend en de juiste commando''s naar de methaan-inspuitventielen worden verzonden.De regeleenheid M19 wordt rechtstreeks gevoed vanaf de accu op pen 1 van stekker A via zekering F18 in zekeringen- en relaiskast in de motorruimte B01.De voeding vanaf het contactslot (INT) is aangesloten op pen 34, stekker A van de methaan-inspuitregeleenheid M19 via zekering F35 in zekeringen- en relaiskast onder het dashboard B02.Pen 27, 28 van stekker A en 55, 61, 62 en 76 van stekker B van regeleenheid M19 liggen aan massa.Pen 23 en 38 van stekker A op M19 zijn aangesloten op de CAN-verbinding met regeleenheid M10, Body Computer M01 en de overige knooppunten van het netwerk.Het hoofdrelais voor de methaan-inspuiting R10 wordt direct vanaf de accu via zekering F21 in de zekeringen- en relaiskast in de motorruimte B01 van voedingsspanning voorzien, terwijl de spoel via het start-/contactslot (15/54) en zekering F16 wordt gevoed; het relais wordt bekrachtigd met een massasignaal vanaf pen 68 van stekker B op regeleenheid M19 en levert vervolgens de voedingsspanning:- aan regeleenheid M19 zelf op pen 59, 66 en 80 van stekker B;- aan de spoel van het relais voor de benzinetoevoer J26;- aan de methaan-inspuitventielen N72.De keuzeschakelaar H95 (die niet alleen als keuzeschakelaar werkt maar ook de methaanvoorraad en de gebruikte brandstofsoort aangeeft) ontvangt de voedingsspanning en referentiemassa vanaf pen 16 en 6 van stekker A op de methaaninspuitregeleenheid M19; bij handmatige overschakeling op benzine wordt een signaal aan pen 47 van stekker A op inspuitregeleenheid M19 geleverd; pen 10 van stekker A op M19 levert een signaal als de motor op methaan werkt.De methaandruksensor K54 op de regelmagneetklep ontvangt de referentiespanning en massa vanaf pen 16 en 6, stekker A op methaaninspuitregeleenheid M19 en levert een signaal over de methaandruk aan pen 30, stekker A van inspuitregeleenheid M19; deze geeft het signaal over de methaanvoorraad vanaf pen 60, stekker B door aan de keuzeschakelaar H95.Methaandruk- en temperatuursensor op de verdeelleiding K57 bestaat uit een dubbele sensor: een weerstand (temperatuur) en een capacitieve (druk).Deze is gemonteerd in het midden van de verdeelleiding, waarin de methaan-inspuitventielen zijn gemonteerd en ontvangt de voeding en referentiemassa van de methaan-inspuitregeleenheid M19 - pen 16 en 6 van stekker A - en zendt een van de methaandruk in de verdeelleiding afhankelijk en een van de methaantemperatuur afhankelijk signaal naar resp. pen 31 en 29, stekker A van regeleenheid M19.De pennen 54 en 74 van stekker B op regeleenheid M19 maken, op basis van de regelstrategie, de brandstoftoevoer met benzine of methaan mogelijk (waarbij de andere wordt afgesloten).Via pen 74 wordt de werking op benzine uitgeschakeld: er wordt een massa-signaal naar de spoel van relais J026 verzonden: dit relais wordt gevoed door relais R9 in B01 via zekering F22 in B001. De spoel wordt gevoed via relais R10 in B001; als relais J26 wordt bekrachtigd, dan wordt de werking van de brandstofpomp N40 onderbroken.Via pen 54 wordt de werking op methaan ingeschakeld - er wordt een massasignaal verzonden waarmee het relais voor de werking op methaan J25 wordt bekrachtigd: dit relais wordt gevoed via zekering B40; de spoel wordt gevoed vanaf het contactslot (INT) via zekering F35 in de zekeringen- en relaiskast onder het dashboard B02; bij bekrachtiging levert dit relais de voeding aan de methaanregelklep L61 en de drie magneetkleppen L60 (A - B - C) op de gastanks (bij de Doblo zijn er slechts twee magneetkleppen (A - B) op de tanks).De magneetkleppen L60 en L61 zijn allemaal op massa aangesloten via traagheidsschakelaar I50, die bij een ongeval het circuit onderbreekt en zo lekkage van brandstof voorkomt.De regeleenheid M19 ontvangt enige signalen van het benzine-inspuitsysteem.De toerentalsensor K46 levert via een wisselspanningssignaal op pen 51 (plus) en 52 (min) van stekker A op regeleenheid M19 informatie over het motortoerental: deze twee signalen zijn gevoelig voor interferentie en worden daarom afgeschermd.Fasesensor K47 wordt gevoed vanaf pen 68, stekker B van M10. De sensor zendt een wisselspanningssignaal over de motorfase aan pen 12, stekker A van regeleenheid M19; een referentiemassa wordt geleverd aan van pen 11, stekker A van M19: deze twee signalen zijn gevoelig voor interferentie en worden daarom afgeschermd.Vanaf pen 68, stekker B van M10 wordt een referentievoedingsspanning naar sensor K43 gestuurd. De sensor stuurt een van de inlaatluchtdruk afhankelijk signaal naar pen 44 van stekker A op M19; een referentiemassa wordt geleverd aan van pen 33, stekker A van M19: deze twee signalen zijn gevoelig voor interferentie en worden daarom afgeschermd.De gasklepsensor K56 wordt van een 5V voedingsspanning voorzien vanaf pen 60 van stekker B. Via een potentiometer stuurt de sensor een van de gasklepopening afhankelijk signaal naar pen 43, stekker A van M19; een referentiemassa wordt geleverd aan van pen 32, stekker A van M19: deze twee signalen zijn gevoelig voor interferentie en worden daarom afgeschermd.Sonde K15 op de voorkatalysator levert het signaal aan pen 46 van stekker A op regeleenheid M19, terwijl pen 35 van stekker A de referentiemassa levert: deze twee signalen zijn gevoelig voor interferentie en worden daarom afgeschermd.De regeleenheid M10 regelt - alleen tijdens de werking op benzine - de inspuitduur van de inspuitventielen N70, via de signalen van de pennen 71, 79, 78 en 72 op stekker B. De voedingsspanning voor de inspuitventielen N70 komt van het relais R 9 in B01.De regeleenheid M19 regelt - alleen tijdens de werking op methaan - de inspuitduur van de inspuitventielen N72, via de signalen van de pennen 64, 57, 63 en 56 van stekker B op M19.Methaan-inspuitregeleenheid M19 wisselt met body computer M01 en de andere knooppunten in het CAN-netwerk informatie uit over de juiste werking van het systeem resp. vanaf pen 23 en 38, stekker A naar pen 37 en 36, stekker C van de body computer.De gegevens van de zelfdiagnose kunnen worden uitgelezen via pen 7 van stekker B op Body Computer M01; deze ontvangt de signalen van pen 3 van stekker A op regeleenheid M19 via de diagnose-verbinding.Regeleenheid M10 is aangesloten op de klimaatregeling via pen 21, 35, 41 en 48 van stekker A.Hierdoor kan het stationair toerental bij wijzigingen in de motorbelasting worden aangepast of de werking van de compressor worden onderbroken bij een te hoge motortemperatuur of voor het leveren van maximum vermogen.De regeleenheid controleert ook het motorkoelsysteem: via pen 14 en 40 van stekker A wordt de bijbehorende elektroventilateur ingeschakeld.
Code van component | Omschrijving | Verwijzing naar unit |
A030 | BOBINE | |
B001 | ZEKERINGEN- EN RELAISKAST | |
B2 | ZEKERINGEN- EN RELAISKAST ONDER HET DASHBOARD | |
B40 | ZEKERING VOOR VERBRUIKERS INSPUITSYSTEEM | |
C011 | MASSA-AANSLUITING RECHTSVOOR | |
C15 | MASSA OP DASHBOARD BESTUURDERSZIJDE | |
C030 | MASSA-AANSLUITING LINKSACHTER | |
C60 | MASSA INSPUITREGELEENHEID | |
C62 | MASSA VOOR METHAANINSPUITREGELEENHEID | |
D004 | STEKKER VOOR / MOTOR | |
D006 | STEKKER VOOR / ACHTER | |
D81 | STEKKER INSPUITVENTIELEN | |
E50 | INSTRUMENTENPANEEL | |
H001 | START-/CONTACTSLOT | |
H95 | SCHAKELAAR BENZINE/METHAAN | |
I050 | TRAAGHEIDSSCHAKELAAR | |
J25 | RELAIS METHAANMAGNEETKLEPPEN | |
J26 | VOEDINGSRELAIS METHAAN/LPG | |
K15 | LAMBDASONDE OP VOORKATALYSATOR | |
K17 | LAMBDASONDE OP KATALYSATOR | |
K30 | SENSOR (ONDERBREKER) VOOR MOTOROLIEDRUK | |
K36 | KOELVLOEISTOFTEMPERATUURSENSOR/-ZENDER | |
K43 | GEINTEGREERDE LUCHTTEMPERATUURSENSOR | |
K46 | TOERENTALSENSOR | |
K47 | FASESENSOR | |
K50 | PINGELSENSOR - 1 | |
K54 | METHAANDRUKSENSOR | |
K56 | GASKLEPSENSOR | |
K57 | METHAANDRUK-/-TEMPERATUURSENSOR OP VERDEELLEIDING ( MOTOR ) | |
K84 | SNELHEIDSSENSOR | |
L10 | BRANDSTOFDAMPAFSLUITKLEP | |
L60 | VOEDINGSMAGNEETKLEP METHAAN | |
L061 | MAGNEETKLEP VOOR METHAAN-REGELING | |
M001 | BODY COMPUTER | |
M010 | INSPUITREGELEENHEID | |
M19 | REGELEENHEID VOOR METHAANINSPUITING | |
N040 | ELEKTRISCHE BRANDSTOFPOMP EN TANKVLOTTER | |
N70 | ELEKTRO-INSPUITVENTIEL | |
N72 | ELEKTRO-INSPUITVENTIEL VOOR METHAAN | |
N74 | STATIONAIR-TOERENTALREGELAAR |